Aan de slag met compost in de akkerbouw

Aan de slag met compost in de akkerbouw

Bodemorganischestof draagt bij tot een goede fysische, chemische en biologische bodemvruchtbaarheid en is bijgevolg onontbeerlijk voor een weerbare landbouw onder een wijzigend klimaat. In Vlaanderen zijn de organischestofgehaltes van de landbouwbodems echter dalende en haalt reeds 10% van het landbouwareaal niet de vereiste limietwaarden voor het organisch stofgehalte, opgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Organischestofopbouw binnen de normen van het 6e MAP

Om het bodemorganischestofgehalte op te bouwen binnen de actuele gewasrotaties, is het van belang om een organische bemesting aan te wenden die voldoende organische koolstof aanvoert per eenheid stikstof (N) en fosfor (P) die zij bevat. De in het 6e Mestactieplan (MAP 6) opgestelde bemestingsnormen, beperken immers de mestafzet-ruimte. Terwijl drijfmest een lage koolstofaanvoer heeft (uitgedrukt in effectieve organische koolstof, EOC) per eenheid totale N en P, is de koolstofaanvoer per eenheid totale N en P van vaste mest en compost aanzienlijk hoger. 

Bovendien is niet alle N in organische bemesting werkzaam en moet zij niet volledig meegeteld worden binnen de regels van MAP 6. Zo is in drijfmest 60% van de aangewende N werkzaam, terwijl de werkzame N in stalmest en compost slecht 30 en 15% van het totaal N gehalte bedraagt. Uitgedrukt in werkzame N, is de koolstofaanvoer van compost dus aanzienlijk hoger dan deze van eender welke andere organische bemesting. 

Bijgevolg is compost een belangrijke troef in het opbouwen van de organischestofgehaltes binnen de normen van MAP 6.

Effectieve organischekoolstofaanvoer van enkele organische meststoffen uitgedrukt per kg totale N, per kg werkzame N en per kg totale P2O5

Figuur 1: Effectieve organischekoolstofaanvoer van enkele organische meststoffen uitgedrukt per kg totale N, per kg werkzame N en per kg totale P2O5

Eenjarige compostproef Aardappelen (PCA) 2020

Omdat het gebruik van compost nog maar beperkt ingang heeft gevonden in de akkerbouw (in 2020 is 40.000 ton compost in de akkerbouw afgezet. A 20 ton/ha komt dit op 2000 ha tov akkerbouwareaal van iets meer dan 300.000 ha., uit afzetcijfers 2020 Vlaco),  legde het Proefcentrum voor de Aardappelteelt (PCA vzw) een eenjarige compostproef aan in aardappelen, cv. Fontane, op een zandleemperceel met een eerder laag organischkoolstofgehalte van 0,99%. Hierbij werden de gewasontwikkeling, de opbrengst en het nitraatresidu van aardappelen, mineraal bemest volgens het advies, vergeleken met deze van aardappelen bemest met 28,5 ton groencompost per ha (= 30 kg werkzame N/ha) en minerale meststoffen aangevuld tot het advies. De aangewende groencompost was een Vlaco-gecertificeerde, fijne (<15mm), goed uitgerijpte compost.

Tabel 1:Opzet Eenjarige compostproef Aardappelen (PCA) 2020

Opzet Eenjarige compostproef Aardappelen (PCA) 2020

Daarnaast werd, met behulp van de Demeter-tool, een voorspelling gemaakt van de evolutie van het organischekoolstofgehalte (OC) op dit perceel (huidig OC-gehalte = 0,95%) onder een rotatie van aardappelen, wintertarwe, suikerbieten en snijmais wanneer deze jaarlijks bemest zou worden met maximale inzet aan drijfmest (170 kg N/ha) of wanneer eens in de vier jaar 28,5 ton groencompost per ha toegepast wordt zonder inzet van enige andere organische bemesting.

luchtfoto proefopzet

Luchtfoto proefopzet eenjarige compostproef PCA

De resultaten op een rij

  • Resultaten in functie van gewasontwikkeling

Doorheen het groeiseizoen kenden de aardappelen in beide objecten een gelijkmatige ontwikkeling. Terwijl de aardappelen er halfweg juni, na een periode van droogte, matig gezond bij stonden in beide objecten (score 7,0), stonden de aardappelen er in juli, na de welkome regen, overal gezond bij (score 8,0 – 8,3). 
Deze gelijkaardige gewasstand vertaalde zich tevens in een zeer gelijkaardige bodembedekking. Op 12 juni bedroeg de bodembedekking ongeveer 50% in beide objecten. Tegen begin juli, was het gewas gesloten en was de bodem nagenoeg volledig bedekt. 
 

Tabel 2: Resultaten betreffende de gewasstand en bodembedekking

TAbel 2

Tussentijdse luchtfoto gewasstand compostproef aardappelen PCA

Foto: Tussentijdse luchtfoto gewasstand compostproef aardappelen PCA 

Ook de afrijping van de aardappelen verliep in beide objecten zeer gelijkaardig. Terwijl op 13 augustus, de afrijping ongeveer 33% bedroeg, was tegen begin september het gewas ongeveer 69% afgerijpt en klaar voor loofdoding. 

Tabel 3: Resultaten betreffende de afrijping

Resultaten betreffende de gewasstand en bodembedekking

Eindbeeld luchtfoto

Tussentijdse luchtfoto gewasstand compostproef aardappelen PCA

  • Resultaten in functie van opbrengst

De bruto-opbrengst was in beide objecten, met 58,3 en 58,1 ton/ha, hoog en weinig verschillend. Bovendien was er ook geen verschil in de sortering van de aardappelen: 98% van de aardappelen was groter dan 35 mm en 74% van de aardappel was groter dan 50 mm.

figuur 2

Figuur 2: Vergelijke opbengstentabel eenjarige compostproef PCA

  • Resultaten in functie van nitraatresidu

Hoewel het nitraatresidu in beide objecten hoger was dan de in het MAP vooropgestelde, eerste nitraatresidu-drempelwaarde, viel het op dat het nitraatresidu in het met compostbemeste object gemiddeld 15 kg NO3-N/ha lager was dan in het mineraal bemeste object. Wellicht  was de werkelijke N vrijstelling uit compost lager dan de verwachte 30 kg N/ha.

Tabel 4: Vergelijkbare resultatentabel eenjarige compostproef PCA  in functie van nitraatresidu

Tabel 4

  • Resultaten in functie van evolutie van het organischekoolstofgehalte

“Wanneer het voorbeeldperceel onder een rotatie van aardappelen, wintertarwe, suikerbieten en snijmaïs jaarlijks bemest wordt met een maximale inzet aan drijfmest, zal het organischekoolstofgehalte van het perceel doorheen de tijd nauwelijks stijgen en zal het een uitdaging zijn om het perceel in optimale bodemgezondheid te houden. Passen we daarentegen eenmaal per vier jaar 28,5 ton groencompost per hectare toe, dan stijgt het organischekoolstofgehalte van het perceel langzaam naar een optimaal organisch stofgehalte, waarbij we maximaal kunnen profiteren van een goede fysische, chemische en biologische bodemvruchtbaarheid". Vandermoere S., onderzoeker, Proefcentrum voor de aardappelteelt
 

Evolutie van het organisch koolstofgehalte van een akkerbouwrotatie aardappelen-wintertarwe-suikerbieten-snijmaïs maximaal bemest met drijfmest

Figuur 3: Evolutie van het organischkoolstofgehalte van een akkerbouwrotatie aardappelen-wintertarwe-suikerbieten-snijmaïs maximaal bemest met drijfmest

Figuur 4: Figuur 11 – Evolutie van het organisch koolstofgehalte van een akkerbouwrotatie aardappelen-wintertarwe-suikerbieten-snijmaïs bemest met 1x 28.5 ton groencompost per ha per 4 jaar

Figuur 4 – Evolutie van het organischkoolstofgehalte van een akkerbouwrotatie aardappelen-wintertarwe-suikerbieten-snijmaïs bemest met 1x 28.5 ton groencompost per ha per 4 jaar

Conclusies

Tussen de beide proefobjecten werden er geen verschillen in gewasontwikkeling of opbrengst waargenomen. Wel was het nitraatresidu in de met compost-bemeste objecten gemiddeld iets lager. Dit toont aan dat het insluiten van een composttoepassing in de bemestingsstrategie mogelijk is, zonder in te boeten op de opbrengst en kwaliteit van het gewas.
Op de middellange termijn zal een regelmatige composttoepassing zorgen voor een organischestofopbouw. Deze hogere organischestofgehaltes zullen bijdragen tot een beter fysische, chemische en biologische bodemvruchtbaarheid. Op deze middellange termijn valt het dus te verwachten dat gewassen verbouwd op met compost bemeste percelen beter zullen presteren dan op percelen waar het organische stofgehalte laag blijft. Vandermoere S., onderzoeker, Proefcentrum voor de aardappelteelt

In kader van het Interreg Project Soilcom

 

Soilcom